Hoe was het leven in het Achterhuis?

In 1933 kan Otto een bedrijf beginnen in Amsterdam, in het gebouw op de Prinsengracht. Vanaf dat moment weet hij dat er een achterhuis aan zit, dat je vanaf de straatkant niet kan zien. Vanaf maandagochtend 6 juli 1942 zit de familie Frank ondergedoken. De schuilplaats is op dat moment nog niet helemaal klaar. Overal staan nog spullen in dozen. De onderduikers maken meteen gordijnen, want de buren mogen natuurlijk niets zien. Daarna beginnen ze met het uitpakken en inruimen van de spullen. De familie Van Pels komt een week later in het achterhuis. Anne vindt dat prettig, want er zijn dan meer mensen om mee te praten. De familie Van Pels woont op de derde verdieping. De slaapkamer van het echtpaar Van Pels is overdag een woon- en eetkamer. Daarnaast bevindt zich de kamer van Peter van Pels. Via Peters kamer komen de onderduikers op de zolder, waar de voedselvoorraad opgeslagen wordt. Anne en Peter komen er vaak om ongestoord te kunnen praten. De familie Frank woont in twee kamers op de tweede verdieping. De onderduikers weten in juli 1942 nog niet dat zij meer dan twee jaar in de schuilplaats door zullen moeten brengen. Al die tijd zullen zij niet naar buiten gaan en zullen zij het donkere, kleine en vochtige achterhuis moeten delen, altijd bang voor ontdekking. In november 1942 komt er nog een achtste onderduiker bij: Fritz Pfeffer. Hij is een kennis van de familie Frank en de familie Van Pels. Vanaf dat moment slaapt Margot Frank bij haar ouders op de kamer en delen Anne Frank en Fritz Pfeffer het kamertje ernaast, dat klein was. Anne vond het niet erg om haar kamer te delen met Fritz, alleen vond ze het vervelend dat Fritz ook vaak het bureautje nodig had want dan kon zij niet in haar dagboek schrijven. Hierin schreef ze bijna elke dag wat ze meemaakten of wat haar gevoelens waren.